Jules Supervielle, LES ANIMAUX INVISIBLES
(Uit: Les amis inconnus)

 
Le chien

Toi, toujours entouré d'animaux invisibles,
Voici le chien qui t'a vu sous d'autres climats
Et te lèche la main comme en Sud-Amérique :
" Tu te trompes, bon chien, ces temps sont révolus
Et c'est peine perdue de vouloir vivre encore. "

 

Les suiveurs

La chèvre suit le cheval
Et le chien-loup suit la chèvre.
Le poète dans son ombre
Porte chèvre, chien, cheval
Et deux ou trois animaux
Qui n'ont pas encor de nom
Attendant pour prendre corps
Que souffle un vent favorable.

DE ONZICHTBARE DIEREN

 
 
De hond

Jij, die steeds bent omringd door onzichtbare dieren,
Deze hond kent je nog uit andere klimaten
en likt je hand zoals in Zuid-Amerika:
"Je vergist je, braaf beest, die tijden zijn voorbij
het loont de moeite niet om nog te willen leven."

 

De volgenden

Het geitje volgt op het paard
En de wolfshond op het geitje
In zijn schaduw neemt de dichter
Geitje, paard en wolfshond mee
En nog twee, drie andere dieren
Waarvoor nog geen naam bestaat
Wachtend om vorm aan te nemen
Bij een wind uit goede hoek.